Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·te·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wenteling wentelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wentelingv

  1. draaiing naar een omgekeerde positie
    • Normaal is zo’n verbinding star, maar een puls ultraviolet licht kan de dubbele band verzwakken waardoor een rotorblad een halve wenteling kan maken. Na twee lichtpulsen is de draai compleet.[2] 
  2. (figuurlijk) overgang naar een tegengestelde positie
    • Opnieuw bewijst de theatermaakster haar goede neus voor sterke verhalen. Maar haar documentaire vertelvorm begint ook een trucje te lijken, met een wenteling halverwege en een uitgesproken tegenstem.[3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC L. Brouwers 5 oktober 2016
  3. NRC J. Beeckmans 26 februari 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be