• IPA: /vɪpɔviːdat/
  • vy·po·ví·dat
  • Afgeleid van het werkwoord povídat met het voorvoegsel vy-

vypovídat imperfectief  

  1. (juridisch) getuigen; een verklaring afleggen
  2. (tot het einde) vertellen
  3. (figuurlijk) zeggen, getuigen
    «Jeho polohlasné poznámky vypovídají leccos o jeho inteligenci.»
    Zijn lage opmerkingen zeggen iets over zijn intelligentie.
  4. uitroepen, verklaren
  5. annuleren, beëindigen
  6. uitzetten
  1. svědčit, (spreektaal) zpívat imperfectief
  2. vyprávět, vypravovat, vypovědět perfectief
  3. svědčit, odrážet, obrážet
  4. vyhlašovat imperfectief / vyhlásit perfectief, vypovědět perfectief
  5. zrušit, vypovědět perfectief
  6. vykázat, vyhnat, vypovědět perfectief

vypovídat perfectief  

  1. (tot het einde) vertellen
    «Všechno ti vypovídám
    Ik zal je alles vertellen.