• vrou·we
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouwe vrouwen
verkleinwoord

de vrouwev

  1. een deftige (adellijke) dame
89 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]


vrouwe v

  1. voorname vrouw
  2. gehuwde vrouw
  3. vrouw


  • Afgeleid van het Middelnederlandse vrouwe

vrouwe

  1. (biologie) vrouw; een volwassen vrouwelijke mens


  • Afgeleid van het Middelnederlandse vrouwe

vrouwe

  1. (biologie) vrouw; een volwassen vrouwelijke mens
  2. vrouw; de vrouwelijke partner in een huwelijk
  1. wuuf