adellijk
- adel·lijk
- afgeleid van adel bn met het achtervoegsel -lijk [1]
- in de betekenis van ‘lang bewaard (van vlees)’ aangetroffen vanaf 1780 [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | adellijk | adellijker | adellijkst |
verbogen | adellijke | adellijkere | adellijkste |
partitief | adellijks | adellijkers | - |
adellijk
- (adel) van of behorende tot de adel
- Hij is behoort tot een adellijk geslacht.
- ▸ Je opa Henri en je vader Antoine, allebei moderne, progressieve mannen, gebruiken de naam van het geslacht de Chantery zelden, en de adellijke titels nog minder, en dat is heel sympathiek.[3]
- (kookkunst) (van vlees) op het punt om tot bederf over te gaan.
- De geur van adellijk vlees draagt bij aan de bijzondere smaak.
- aadlijk (dichterlijk)
- adelijk (verouderde variant van voor 1805)
- adellijck (verouderde variant van voor 1805)
- adellyk (spelling Willems, tot 1864 in België)
- Het woord adellijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adellijk" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "adellijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be