Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doel·vrou·we
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doelvrouwe doelvrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doelvrouwev

  1. (sport) keepster bij een balsport
     Paumen mocht als schrale troost na afloop van het toernooi de topscorerstrofee in ontvangst nemen. De strafcornerspecialiste van Oranje maakte in totaal elf doelpunten. De Argentijnse Luciana Aymar mocht zich de beste speelster van het toernooi noemen en de Engelse Beth Storry kreeg het predicaat beste doelvrouwe opgeprikt. De prijs voor grootste talent ging naar de 15-jarige Rani Rampal uit India.[1]
     Hilster treft bij Göppingen landgenote Marieke van der Wal. De doelvrouwe van Oranje tekende onlangs een contract bij de Duitse club.[2]
     Na de fraaie 1-0 van Kim Lammers na een vrije slag van Julia Müller vatte Laren moed en kreeg het voor rust kansen om de marge te vergroten. Doelvrouwe Lizzie Koeton stond echter pal. In de tweede helft golfde het spel op en neer en was Den Bosch in de slotfase bij een strafcornervariant dicht bij de 1-1; aangeefster Sabine Mol kreeg de bal terug en trof de paal.[3]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Oranje grijpt naast WK-goud” (Zondag 12 september 2010, 02:28), NOS
  2.   Weblink bron “Hilster van Odense naar Göppingen” (Vrijdag 18 juni 2010, 11:17), NOS
  3.   Weblink bron “Laren wint Europa Cup” (Zondag 27 mei 2012, 13:49), NOS