Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vroed·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vroedvrouw vroedvrouwen
verkleinwoord vroedvrouwtje vroedvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

de vroedvrouwv

  1. (medisch) (beroep) een vrouw die een bevalling begeleidt
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen