• vreugd
  • afgeleid van vreugde [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vreugd vreugden
vreugdes
verkleinwoord

de vreugdv

  1. vrolijke opgewekte stemming
    • Na de vreugde en tranen van gisteravond tijdens de verkiezingsbijeenkomsten kwamen de gekozen Tweede Kamerleden vandaag bijeen in Den Haag. Voor taart, maar ook om de volgende stappen te bespreken. [2] 
  • hoe meer zielen hoe meer vreugd
hoe meer mensen er zijn hoe leuker het is
  • veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven
veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles
99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]