jolijt
- jo·lijt
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrolijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jolijt | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord jolijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jolijt" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "jolijt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ jolijt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard"Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 407
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be