voorzien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van voorzien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorzien | te voorzien | ||||||||
toekomend | zullen voorzien | te zullen voorzien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voorzien | te hebben voorzien | ||||||||
toekomend | voorzien zullen hebben | voorzien te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voorziend | voorzien | ev. voorzie |
mv. verouderd voorziet |
voorzie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | voorzie | voorziet | voorziet | voorziet | voorziet | voorzien | voorzien | voorzien | |||
verleden (o.v.t.) | voorzag | voorzag | voorzag | voorzaagt | voorzag | voorzagen | voorzagen | voorzagen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorzien | zult/zal voorzien | zult/zal voorzien | zult voorzien | zal voorzien | zullen voorzien | zullen voorzien | zullen voorzien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorzien | zou voorzien | zou(dt) voorzien | zoudt voorzien | zou voorzien | zouden voorzien | zouden voorzien | zouden voorzien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voorzien | hebt voorzien | hebt/heeft voorzien | hebt voorzien | heeft voorzien | hebben voorzien | hebben voorzien | hebben voorzien | |||
verleden (v.v.t.) | had voorzien | had voorzien | had voorzien | hadt voorzien | had voorzien | hadden voorzien | hadden voorzien | hadden voorzien | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorzien hebben | zal/zult voorzien hebben | zult/zal voorzien hebben | zult voorzien hebben | zal voorzien hebben | zullen voorzien hebben | zullen voorzien hebben | zullen voorzien hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorzien hebben | zou voorzien hebben | zou/zoudt voorzien hebben | zoudt voorzien hebben | zou voorzien hebben | zouden voorzien hebben | zouden voorzien hebben | zouden voorzien hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voorzien worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voorzien | er is voorzien | |||||||||
verleden | er werd voorzien | er was voorzien | |||||||||
toekomend | er zal voorzien worden | er zal voorzien zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voorzien worden | er zou voorzien zijn | |||||||||
lijdende vorm voorzien worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorzien worden | voorzien te worden | ||||||||
toekomend | voorzien zullen worden | voorzien te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voorzien zijn | voorzien te zijn | ||||||||
toekomend | voorzien zullen zijn | voorzien te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voorzien | wordt voorzien | wordt voorzien | wordt voorzien | wordt voorzien | worden voorzien | worden voorzien | worden voorzien | |||
verleden (o.v.t.) | werd voorzien | werd voorzien | werd voorzien | werdt voorzien | werd voorzien | werden voorzien | werden voorzien | werden voorzien | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorzien worden | zult voorzien worden | zult voorzien worden | zult voorzien worden | zal voorzien worden | zullen voorzien worden | zullen voorzien worden | zullen voorzien worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorzien worden | zou voorzien worden | zou/zoudt voorzien worden | zoudt voorzien worden | zou voorzien worden | zouden voorzien worden | zouden voorzien worden | zouden voorzien worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voorzien | bent voorzien | bent/is voorzien | zijt voorzien | is voorzien | zijn voorzien | zijn voorzien | zijn voorzien | |||
verleden (v.v.t.) | was voorzien | was voorzien | was voorzien | waart voorzien | was voorzien | waren voorzien | waren voorzien | waren voorzien | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorzien zijn | zult voorzien zijn | zult voorzien zijn | zult voorzien zijn | zal voorzien zijn | zullen voorzien zijn | zullen voorzien zijn | zullen voorzien zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorzien zijn | zou voorzien zijn | zou/zoudt voorzien zijn | zoudt voorzien zijn | zou voorzien zijn | zouden voorzien zijn | zouden voorzien zijn | zouden voorzien zijn |