voorziet
- voor·ziet
vervoeging van |
---|
voorzien |
voorziet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzien
- Jij voorziet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzien
- Hij voorziet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorzien
- Voorziet!
- ▸ We liepen boven op het LA Aquaduct, een lange buis van meer dan 4 meter doorsnee, die Los Angeles van water uit de bergen voorziet.[1]
- Het woord voorziet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers