vooruitziend
- voor·uit·ziend
vervoeging van: | vooruitzien |
verbogen vorm: | vooruitziende |
vooruitziend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vooruitziend | vooruitziender | vooruitziendst |
verbogen | vooruitziende | vooruitziendere | vooruitziendste |
partitief | vooruitziends | vooruitzienders | - |
vooruitziend [1]
- rekening houdend met de toekomst
- Over zijn rol zei burgemeester Haverkamp: „U hebt een groot inpassingsvermogen, een vooruitziende blik, u bent creatief en kunt problemen positief oplossen. Met uw inzet voor de Volksfeesten heeft u iets blijvends toegevoegd aan Langeveen.” [2]
- Het woord vooruitziend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vooruitziend" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Tom Van den Berg 26-04-19 Zeven inwoners uit gemeente Tubbergen benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be