voorhoedespeler gaat schieten op doel
  • voor·hoe·de
enkelvoud meervoud
naamwoord voorhoede voorhoeden
voorhoedes
verkleinwoord

de voorhoedev / m [3]

  1. het voorste deel van een leger of sportteam
    • De voorhoede van het succesvolle Ajax-elftal, naast Keizer bestaande uit Johan Cruijff en Sjaak Swart, werd legendarisch. De vorig jaar overleden Cruijff en Keizer voelden elkaar feilloos aan, en kwamen bekend te staan als een koningskoppel. [4] 
  2. (figuurlijk) het meest vooruitstrevende deel van een groep
    • „Toch heb ik geen seconde getwijfeld toen de optie zich aandiende om hoofdredacteur te worden bij Vice Benelux. Vice behoort tot de voorhoede op het gebied van digitale media en ik leer er ontzettend veel. Maar ik blijf ergens een archaïsche journalist - ik lees nog altijd de papieren krant - en de jonge Casper, de pretentieuze gast, zou het geweldig vinden om de kennis die ik hier nu opdoe ooit op de redactie van een dagblad in te zetten.” [5] 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[6]