voorbijflitsen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van voorbijflitsen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorbijflitsen | voorbij te flitsen | ||||||
toekomend | zullen voorbijflitsen voorbij zullen flitsen |
te zullen voorbijflitsen voorbij te zullen flitsen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn voorbijgeflitst | te zijn voorbijgeflitst | ||||||
toekomend | voorbijgeflitst zullen zijn | voorbijgeflitst te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
voorbijflitsend | voorbijgeflitst | ev. flits voorbij |
mv. verouderd flitst voorbij |
flitse voorbij (bijzin) voorbijflitse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | flits voorbij | flitst voorbij | flitst voorbij | flitst voorbij | flitst voorbij | flitsen voorbij | flitsen voorbij | flitsen voorbij | |
verleden (o.v.t.) | flitste voorbij | flitste voorbij | flitste voorbij | flitste voorbij | flitste voorbij | flitsten voorbij | flitsten voorbij | flitsten voorbij | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorbijflitsen | zult/zal voorbijflitsen | zult/zal voorbijflitsen | zult voorbijflitsen | zal voorbijflitsen | zullen voorbijflitsen | zullen voorbijflitsen | zullen voorbijflitsen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorbijflitsen | zou voorbijflitsen | zou(dt) voorbijflitsen | zoudt voorbijflitsen | zou voorbijflitsen | zouden voorbijflitsen | zouden voorbijflitsen | zouden voorbijflitsen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | voorbijflits | voorbijflitst | voorbijflitst | voorbijflitst | voorbijflitst | voorbijflitsen | voorbijflitsen | voorbijflitsen | |
verleden (o.v.t.) | voorbijflitste | voorbijflitste | voorbijflitste | voorbijflitste | voorbijflitste | voorbijflitsten | voorbijflitsten | voorbijflitsten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorbijflitsen voorbij zal flitsen |
zult/zal voorbijflitsen voorbij zult/zal flitsen |
zult/zal voorbijflitsen voorbij zult/zal flitsen |
zult voorbijflitsen voorbij zult flitsen |
zal voorbijflitsen voorbij zal flitsen |
zullen voorbijflitsen voorbij zullen flitsen |
zullen voorbijflitsen voorbij zullen flitsen |
zullen voorbijflitsen voorbij zullen flitsen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorbijflitsen voorbij zou flitsen |
zou voorbijflitsen voorbij zou flitsen |
zou(dt) voorbijflitsen voorbij zou(dt) flitsen |
zoudt voorbijflitsen voorbij zoudt flitsen |
zou voorbijflitsen voorbij zou flitsen |
zouden voorbijflitsen voorbij zouden flitsen |
zouden voorbijflitsen voorbij zouden flitsen |
zouden voorbijflitsen voorbij zouden flitsen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voorbijgeflitst | bent voorbijgeflitst | bent/is voorbijgeflitst | zijt voorbijgeflitst | is voorbijgeflitst | zijn voorbijgeflitst | zijn voorbijgeflitst | zijn voorbijgeflitst | |
verleden (v.v.t.) | was voorbijgeflitst | was voorbijgeflitst | was voorbijgeflitst | waart voorbijgeflitst | was voorbijgeflitst | waren voorbijgeflitst | waren voorbijgeflitst | waren voorbijgeflitst | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorbijgeflitst zijn | zal/zult voorbijgeflitst zijn | zult/zal voorbijgeflitst zijn | zult voorbijgeflitst zijn | zal voorbijgeflitst zijn | zullen voorbijgeflitst zijn | zullen voorbijgeflitst zijn | zullen voorbijgeflitst zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorbijgeflitst zijn | zou voorbijgeflitst zijn | zou/zoudt voorbijgeflitst zijn | zoudt voorbijgeflitst zijn | zou voorbijgeflitst zijn | zouden voorbijgeflitst zijn | zouden voorbijgeflitst zijn | zouden voorbijgeflitst zijn |