verzuipen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verzuipen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzuipen | te verzuipen | ||||||||
toekomend | zullen verzuipen | te zullen verzuipen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn verzopen | te zijn verzopen | ||||||||
toekomend | verzopen zullen zijn | verzopen te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verzuipend | verzopen | ev. verzuip |
mv. verouderd verzuipt |
verzuipe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verzuip | verzuipt | verzuipt | verzuipt | verzuipt | verzuipen | verzuipen | verzuipen | |||
verleden (o.v.t.) | verzoop | verzoop | verzoop | verzoop | verzoop | verzopen | verzopen | verzopen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzuipen | zult/zal verzuipen | zult/zal verzuipen | zult verzuipen | zal verzuipen | zullen verzuipen | zullen verzuipen | zullen verzuipen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzuipen | zou verzuipen | zou(dt) verzuipen | zoudt verzuipen | zou verzuipen | zouden verzuipen | zouden verzuipen | zouden verzuipen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verzopen | bent verzopen | bent/is verzopen | zijt verzopen | is verzopen | zijn verzopen | zijn verzopen | zijn verzopen | |||
verleden (v.v.t.) | was verzopen | was verzopen | was verzopen | waart verzopen | was verzopen | waren verzopen | waren verzopen | waren verzopen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzopen zijn | zal/zult verzopen zijn | zult/zal verzopen zijn | zult verzopen zijn | zal verzopen zijn | zullen verzopen zijn | zullen verzopen zijn | zullen verzopen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzopen zijn | zou verzopen zijn | zou/zoudt verzopen zijn | zoudt verzopen zijn | zou verzopen zijn | zouden verzopen zijn | zouden verzopen zijn | zouden verzopen zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verzopen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verzopen | er is verzopen | |||||||||
verleden | er werd verzopen | er was verzopen | |||||||||
toekomend | er zal verzopen worden | er zal verzopen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verzopen worden | er zou verzopen zijn | |||||||||
lijdende vorm verzopen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzopen worden | verzopen te worden | ||||||||
toekomend | verzopen zullen worden | verzopen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verzopen zijn | verzopen te zijn | ||||||||
toekomend | verzopen zullen zijn | verzopen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verzopen | wordt verzopen | wordt verzopen | wordt verzopen | wordt verzopen | worden verzopen | worden verzopen | worden verzopen | |||
verleden (o.v.t.) | werd verzopen | werd verzopen | werd verzopen | werdt verzopen | werd verzopen | werden verzopen | werden verzopen | werden verzopen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzopen worden | zult verzopen worden | zult verzopen worden | zult verzopen worden | zal verzopen worden | zullen verzopen worden | zullen verzopen worden | zullen verzopen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzopen worden | zou verzopen worden | zou/zoudt verzopen worden | zoudt verzopen worden | zou verzopen worden | zouden verzopen worden | zouden verzopen worden | zouden verzopen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verzopen | bent verzopen | bent/is verzopen | zijt verzopen | is verzopen | zijn verzopen | zijn verzopen | zijn verzopen | |||
verleden (v.v.t.) | was verzopen | was verzopen | was verzopen | waart verzopen | was verzopen | waren verzopen | waren verzopen | waren verzopen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzopen zijn | zult verzopen zijn | zult verzopen zijn | zult verzopen zijn | zal verzopen zijn | zullen verzopen zijn | zullen verzopen zijn | zullen verzopen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzopen zijn | zou verzopen zijn | zou/zoudt verzopen zijn | zoudt verzopen zijn | zou verzopen zijn | zouden verzopen zijn | zouden verzopen zijn | zouden verzopen zijn |