verzoeten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verzoeten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzoeten | te verzoeten | ||||||||
toekomend | zullen verzoeten | te zullen verzoeten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verzoet | te hebben verzoet | ||||||||
toekomend | verzoet zullen hebben | verzoet te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verzoetend | verzoet | ev. verzoet |
mv. verouderd verzoet |
verzoete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verzoet | verzoet | verzoet | verzoet | verzoet | verzoeten | verzoeten | verzoeten | |||
verleden (o.v.t.) | verzoette | verzoette | verzoette | verzoette | verzoette | verzoetten | verzoetten | verzoetten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzoeten | zult/zal verzoeten | zult/zal verzoeten | zult verzoeten | zal verzoeten | zullen verzoeten | zullen verzoeten | zullen verzoeten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzoeten | zou verzoeten | zou(dt) verzoeten | zoudt verzoeten | zou verzoeten | zouden verzoeten | zouden verzoeten | zouden verzoeten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verzoet | hebt verzoet | hebt/heeft verzoet | hebt verzoet | heeft verzoet | hebben verzoet | hebben verzoet | hebben verzoet | |||
verleden (v.v.t.) | had verzoet | had verzoet | had verzoet | hadt verzoet | had verzoet | hadden verzoet | hadden verzoet | hadden verzoet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzoet hebben | zal/zult verzoet hebben | zult/zal verzoet hebben | zult verzoet hebben | zal verzoet hebben | zullen verzoet hebben | zullen verzoet hebben | zullen verzoet hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzoet hebben | zou verzoet hebben | zou/zoudt verzoet hebben | zoudt verzoet hebben | zou verzoet hebben | zouden verzoet hebben | zouden verzoet hebben | zouden verzoet hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verzoet worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verzoet | er is verzoet | |||||||||
verleden | er werd verzoet | er was verzoet | |||||||||
toekomend | er zal verzoet worden | er zal verzoet zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verzoet worden | er zou verzoet zijn | |||||||||
lijdende vorm verzoet worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verzoet worden | verzoet te worden | ||||||||
toekomend | verzoet zullen worden | verzoet te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verzoet zijn | verzoet te zijn | ||||||||
toekomend | verzoet zullen zijn | verzoet te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verzoet | wordt verzoet | wordt verzoet | wordt verzoet | wordt verzoet | worden verzoet | worden verzoet | worden verzoet | |||
verleden (o.v.t.) | werd verzoet | werd verzoet | werd verzoet | werdt verzoet | werd verzoet | werden verzoet | werden verzoet | werden verzoet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verzoet worden | zult verzoet worden | zult verzoet worden | zult verzoet worden | zal verzoet worden | zullen verzoet worden | zullen verzoet worden | zullen verzoet worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verzoet worden | zou verzoet worden | zou/zoudt verzoet worden | zoudt verzoet worden | zou verzoet worden | zouden verzoet worden | zouden verzoet worden | zouden verzoet worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verzoet | bent verzoet | bent/is verzoet | zijt verzoet | is verzoet | zijn verzoet | zijn verzoet | zijn verzoet | |||
verleden (v.v.t.) | was verzoet | was verzoet | was verzoet | waart verzoet | was verzoet | waren verzoet | waren verzoet | waren verzoet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verzoet zijn | zult verzoet zijn | zult verzoet zijn | zult verzoet zijn | zal verzoet zijn | zullen verzoet zijn | zullen verzoet zijn | zullen verzoet zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verzoet zijn | zou verzoet zijn | zou/zoudt verzoet zijn | zoudt verzoet zijn | zou verzoet zijn | zouden verzoet zijn | zouden verzoet zijn | zouden verzoet zijn |