• ver·zil·ve·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzilveren
verzilverde
verzilverd
zwak -d volledig

verzilveren

  1. overgankelijk een voorwerp bedekken met een dun laagje zilver
    • Is deze lepel verzilverd of geheel van zilver? 
  2. overgankelijk een waardepapier of iets anders dat waarde heeft omzetten in contant geld
    • Hij besloot zijn obligatie te verzilveren. 
  3. (figuurlijk) omzetten in iets waardevols dat geen geldelijke waarde heeft
    • ‘Meer suers dan soets’(meer zuur dan zoet) is de kenspreuk van de 16-de eeuwse Antwerpse dichteres Anna Bijns. Die kenspreuk is onder andere van toepassing op haar dichterlijke situatie: Bijns werd door de Antwerpse rederijkerskamer erkend en zelfs bewonderd als talentvol en bekwaam dichter, maar mocht dat nooit verzilveren door lidmaatschap ervan. Dat was immers uitsluitend voorbehouden aan mannen. [1] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. de Standaard 28 januari 2016 Gust Peeters
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be