• ver·zil·ver·de
vervoeging van
verzilveren

verzilverde

  1. enkelvoud verleden tijd van verzilveren
    • Ik verzilverde. 
    • Jij verzilverde. 
    • Hij, zij, het verzilverde. 
  2. verbogen vorm van verzilverd, voltooid deelwoord van verzilveren

verzilverde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verzilverd