• ver·nik·ke·len
  • In de betekenis van ‘van een laag nikkel voorzien’ voor het eerst aangetroffen in 1870 [1]
  • Afgeleid van nikkel met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vernikkelen
vernikkelde
vernikkeld
zwak -d volledig

vernikkelen

  1. overgankelijk een voorwerp bedekken met een dun laagje nikkel
    • Veel onderdelen van motorfietsen worden vernikkeld. 
  2. ergatief overdrachtelijk stijf en grauw worden van de kou
    • Het vroor dat het kraakte en hij stond te vernikkelen buiten de gesloten deur. 
95 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]