vertragen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vertragen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vertragen | te vertragen | ||||||||
toekomend | zullen vertragen | te zullen vertragen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vertraagd | te hebben vertraagd | ||||||||
toekomend | vertraagd zullen hebben | vertraagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vertragend | vertraagd | ev. vertraag |
mv. verouderd vertraagt |
vertrage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vertraag | vertraagt | vertraagt | vertraagt | vertraagt | vertragen | vertragen | vertragen | |||
verleden (o.v.t.) | vertraagde | vertraagde | vertraagde | vertraagde | vertraagde | vertraagden | vertraagden | vertraagden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vertragen | zult/zal vertragen | zult/zal vertragen | zult vertragen | zal vertragen | zullen vertragen | zullen vertragen | zullen vertragen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vertragen | zou vertragen | zou(dt) vertragen | zoudt vertragen | zou vertragen | zouden vertragen | zouden vertragen | zouden vertragen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vertraagd | hebt vertraagd | hebt/heeft vertraagd | hebt vertraagd | heeft vertraagd | hebben vertraagd | hebben vertraagd | hebben vertraagd | |||
verleden (v.v.t.) | had vertraagd | had vertraagd | had vertraagd | hadt vertraagd | had vertraagd | hadden vertraagd | hadden vertraagd | hadden vertraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vertraagd hebben | zal/zult vertraagd hebben | zult/zal vertraagd hebben | zult vertraagd hebben | zal vertraagd hebben | zullen vertraagd hebben | zullen vertraagd hebben | zullen vertraagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vertraagd hebben | zou vertraagd hebben | zou/zoudt vertraagd hebben | zoudt vertraagd hebben | zou vertraagd hebben | zouden vertraagd hebben | zouden vertraagd hebben | zouden vertraagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vertraagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vertraagd | er is vertraagd | |||||||||
verleden | er werd vertraagd | er was vertraagd | |||||||||
toekomend | er zal vertraagd worden | er zal vertraagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vertraagd worden | er zou vertraagd zijn | |||||||||
lijdende vorm vertraagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vertraagd worden | vertraagd te worden | ||||||||
toekomend | vertraagd zullen worden | vertraagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vertraagd zijn | vertraagd te zijn | ||||||||
toekomend | vertraagd zullen zijn | vertraagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vertraagd | wordt vertraagd | wordt vertraagd | wordt vertraagd | wordt vertraagd | worden vertraagd | worden vertraagd | worden vertraagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd vertraagd | werd vertraagd | werd vertraagd | werdt vertraagd | werd vertraagd | werden vertraagd | werden vertraagd | werden vertraagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vertraagd worden | zult vertraagd worden | zult vertraagd worden | zult vertraagd worden | zal vertraagd worden | zullen vertraagd worden | zullen vertraagd worden | zullen vertraagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vertraagd worden | zou vertraagd worden | zou/zoudt vertraagd worden | zoudt vertraagd worden | zou vertraagd worden | zouden vertraagd worden | zouden vertraagd worden | zouden vertraagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vertraagd | bent vertraagd | bent/is vertraagd | zijt vertraagd | is vertraagd | zijn vertraagd | zijn vertraagd | zijn vertraagd | |||
verleden (v.v.t.) | was vertraagd | was vertraagd | was vertraagd | waart vertraagd | was vertraagd | waren vertraagd | waren vertraagd | waren vertraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vertraagd zijn | zult vertraagd zijn | zult vertraagd zijn | zult vertraagd zijn | zal vertraagd zijn | zullen vertraagd zijn | zullen vertraagd zijn | zullen vertraagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vertraagd zijn | zou vertraagd zijn | zou/zoudt vertraagd zijn | zoudt vertraagd zijn | zou vertraagd zijn | zouden vertraagd zijn | zouden vertraagd zijn | zouden vertraagd zijn |