• ver·ta·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord vertaler vertalers
verkleinwoord vertalertje vertalertjes

de vertalerm

  1. (beroep) (taalkunde) iemand die geschreven tekst overzet van de ene taal naar een andere
     De andere genomineerden zijn Henry Corver voor het poëtische essay Pelgrim langs Tinker Creek van Annie Dillard, Hans Kloos voor de roman-in-dichtvorm Hier maak ik mijn stad van Robin Robertson en Irma Pieper, de vaste vertaler van Karel Capek, voor zijn roman Hordubal.[2]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be