verstevigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verstevigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verstevigen | te verstevigen | ||||||||
toekomend | zullen verstevigen | te zullen verstevigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verstevigd | te hebben verstevigd | ||||||||
toekomend | verstevigd zullen hebben | verstevigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verstevigend | verstevigd | ev. verstevig |
mv. verouderd verstevigt |
verstevige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verstevig | verstevigt | verstevigt | verstevigt | verstevigt | verstevigen | verstevigen | verstevigen | |||
verleden (o.v.t.) | verstevigde | verstevigde | verstevigde | verstevigde | verstevigde | verstevigden | verstevigden | verstevigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verstevigen | zult/zal verstevigen | zult/zal verstevigen | zult verstevigen | zal verstevigen | zullen verstevigen | zullen verstevigen | zullen verstevigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verstevigen | zou verstevigen | zou(dt) verstevigen | zoudt verstevigen | zou verstevigen | zouden verstevigen | zouden verstevigen | zouden verstevigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verstevigd | hebt verstevigd | hebt/heeft verstevigd | hebt verstevigd | heeft verstevigd | hebben verstevigd | hebben verstevigd | hebben verstevigd | |||
verleden (v.v.t.) | had verstevigd | had verstevigd | had verstevigd | hadt verstevigd | had verstevigd | hadden verstevigd | hadden verstevigd | hadden verstevigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verstevigd hebben | zal/zult verstevigd hebben | zult/zal verstevigd hebben | zult verstevigd hebben | zal verstevigd hebben | zullen verstevigd hebben | zullen verstevigd hebben | zullen verstevigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verstevigd hebben | zou verstevigd hebben | zou/zoudt verstevigd hebben | zoudt verstevigd hebben | zou verstevigd hebben | zouden verstevigd hebben | zouden verstevigd hebben | zouden verstevigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verstevigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verstevigd | er is verstevigd | |||||||||
verleden | er werd verstevigd | er was verstevigd | |||||||||
toekomend | er zal verstevigd worden | er zal verstevigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verstevigd worden | er zou verstevigd zijn | |||||||||
lijdende vorm verstevigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verstevigd worden | verstevigd te worden | ||||||||
toekomend | verstevigd zullen worden | verstevigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verstevigd zijn | verstevigd te zijn | ||||||||
toekomend | verstevigd zullen zijn | verstevigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verstevigd | wordt verstevigd | wordt verstevigd | wordt verstevigd | wordt verstevigd | worden verstevigd | worden verstevigd | worden verstevigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verstevigd | werd verstevigd | werd verstevigd | werdt verstevigd | werd verstevigd | werden verstevigd | werden verstevigd | werden verstevigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verstevigd worden | zult verstevigd worden | zult verstevigd worden | zult verstevigd worden | zal verstevigd worden | zullen verstevigd worden | zullen verstevigd worden | zullen verstevigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verstevigd worden | zou verstevigd worden | zou/zoudt verstevigd worden | zoudt verstevigd worden | zou verstevigd worden | zouden verstevigd worden | zouden verstevigd worden | zouden verstevigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verstevigd | bent verstevigd | bent/is verstevigd | zijt verstevigd | is verstevigd | zijn verstevigd | zijn verstevigd | zijn verstevigd | |||
verleden (v.v.t.) | was verstevigd | was verstevigd | was verstevigd | waart verstevigd | was verstevigd | waren verstevigd | waren verstevigd | waren verstevigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verstevigd zijn | zult verstevigd zijn | zult verstevigd zijn | zult verstevigd zijn | zal verstevigd zijn | zullen verstevigd zijn | zullen verstevigd zijn | zullen verstevigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verstevigd zijn | zou verstevigd zijn | zou/zoudt verstevigd zijn | zoudt verstevigd zijn | zou verstevigd zijn | zouden verstevigd zijn | zouden verstevigd zijn | zouden verstevigd zijn |