Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lo·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van verliezen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ie-oo (IPAː /iː/ - /ɔː/) en met medeklinkerwisseling zr in de stam
stellend
onverbogen verloren
verbogen
partitief verlorens

Bijvoeglijk naamwoord

verloren

  1. verdwenen
     Een precies getal aan verloren omzet kan het CBL niet geven, "maar dat blijft oplopen hoe langer de distributiecentra bezet zijn". Maandag had het CBL het nog over miljoenen euro's, nu zou het al over tientallen miljoenen gaan. De supermarktketen Coop liet eerder op de dag weten meerdere miljoenen euro's schade te verwachten.[1]
      Want anders en soude hy de verloren vochtigheydt niet konnen wedergheven, of den dorst over doen gaen.[2]
  2. kwijtgeraakt
  3. niet gewonnen
  4. (eufemisme) gestorven
     ,,Vermoedelijk gebeurde het familiedrama aan een graf van een verloren kind", klinkt het. Burgemeester D’Haese laat weten dat hij zelf ook erg aangeslagen is. Er wordt forensisch onderzoek gedaan naar mogelijke schoten van een pistool.[3]
  5. (figuurlijk) afgedwaald van een groep of de familie
    1. volledig afgezonderd in een groep, alleen gelaten (bijv. in een bijeenkomst, feestje)
    2. in de ~ zoon: iemand die na een langdurige afwezigheid (noodgedwongen) weer naar het ouderlijk huis, de vroegere werkplek, e.d. terugkeert, in verwijzing naar de Gelijkenis van de Verloren Zoon in Lucas 15:11–32.
    3. (schertsend) in het ~ schaap: een verdwenen zaak of persoon, die na een lange zoektocht, weer tevoorschijn komt, in verwijzing naar de Gelijkenis van het Verloren Schaap, Gelijkenis van de Goede Herder in (o.m.) Lucas 15:3–7.
     Waar Klaassen afgelopen zomer als een verloren zoon in de armen werd gesloten, werd Boilesen van de ene op de andere dag geen blik waardig meer gegund in Amsterdam.[4]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
verliezen

verloren

  1. meervoud verleden tijd van verliezen
    • Wij verloren. 
    • Jullie verloren. 
    • Zij verloren. 
  2. voltooid deelwoord van verliezen
     Ik was totaal weggeregend in mijn tentje en had het hele weekend een beetje verloren en verveeld voor me uit zitten kijken in een kroeg.[5]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Schade supermarkten door blokkades loopt in de tientallen miljoenen” (5 juli 2022), NU.nl
  2.   Weblink bron
    Johan van Beverwijck
    Schat der gesontheyt in: Alle de wercken (1660), Ian Iacobsz Schipper, Amsterdam, p. 135 op dbnl.org  
  3.   Weblink bron
    Koen Baten
    “Gezinsdrama op Vlaams kerkhof: ouder echtpaar dood gevonden bij graf kind” (24-10-2020) op ad.nl  
  4. Oscar van der Horst, Jitse Bos
    “Opgebloeide Boilesen: 'Frank de Boer deed alsof ik niet meer bestond bij Ajax'” (21 maart 2121) op nos.nl
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·lo·ren

Werkwoord

verloren

  1. voltooid (verleden) deelwoord van verlieren

Werkwoord

hat verloren

  1. derde persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van verlieren