• ver·lies·ge·vend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verliesgevend verliesgevender verliesgevendst
verbogen verliesgevende verliesgevendere verliesgevendste
partitief verliesgevends verliesgevenders -

verliesgevend

  1. (economie) met hogere kosten dan opbrengsten
    • Enkele onderdelen van het bedrijf waren verliesgevend maar het totaalresultaat was toch positief door de meer succesvolle bedrijfsonderdelen.  
     Verliesgevende buitenlandse bedrijven zijn waarschijnlijk jarenlang benadeeld door de Nederlandse Belastingdienst.[2]
     De Belgische winkels van de keten zijn volgens Wibra al jaren verliesgevend, maar een reeks herstelmaatregelen begon net aan te slaan. Dat herstel is door de uitbraak van het coronavirus tenietgedaan.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Laurens Kok
    “Uitspraak Europese rechter kost Nederland bijna miljard euro” (16-09-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “Reddingsplan voor Wibra in België” (20 jul. 2020), De Telegraaf