• ver·ja·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord verjaring verjaringen
verkleinwoord

de verjaringv

  1. (juridisch) het niet meer afdwingbaar zijn van een vordering door het verloop van de tijd
    • Het kabinet wil beletten dat een veroordeelde zijn straf kan ontlopen door maar lang genoeg uit handen van de politie te blijven. Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) gaat de verjaring van straffen uit de wet schrappen. De maatregel, waar de Kamer vorige maand al om vroeg, maakt deel uit van een nieuwe jacht op voortvluchtige veroordeelden.[3] 
    • De Vijfsterrenbeweging haalt ook een belangrijke slag thuis op het gebied van corruptie. De strijd tegen corruptie wordt flink opgevoerd. Er staan strengere straffen gepland en overheidsambtenaren mogen aan ‘uitlokking’ doen. Ook de wet op de verjaring van misdrijven – waarvan oud-premier Berlusconi zo heeft geprofiteerd – zou worden aangepast.[4] 
  2. (juridisch) het moeten blijven accepteren van iets dat men al lang geaccepteerd heeft
  3. de dag waarop men jarig is
    • Ruud van der Peijl wordt 57 jaar en viert zijn verjaring in Sociëteit Sexyland. "Het wordt een legendarisch feest zoals ik die in de jaren negentig in de Roxy en de Supperclub organiseerde," aldus de kunstenaar. Alles leuk en aardig maar de jarige job legt zijn feestbezoek wél een strikte dresscode op: een superheld, in cocktailjurk of naakt.[5] 
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]