Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·woon·te·recht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewoonterecht gewoonterechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gewoonterechto

  1. het ongeschreven recht dat is gebaseerd op de manier hoe mensen iets gewoon zijn te doen
     Tot haar dood valt ze onder de ministeriële verantwoordelijkheid, al is die voor haar minder strikt dan voor de koning. De gewezen vorstin mag het functioneren van haar opvolger niet bemoeilijken en mag geen afbreuk doen aan koningschap en monarchie. Dat berust vooral op gewoonterecht. Sancties zijn er niet.[2]
     "Door de eeuwen heen zijn door rechtsgeleerden afgeleide en nieuwe sharia-regels geformuleerd door met elkaar in debat te gaan over de interpretatie van de Koran en de Hadith", legt al-Zwaini uit. Die rechtsgeleerden zaten verspreid over verschillende regio's van de vroegere islamitische wereld. Ze hielden rekening met plaatselijke wetten en gewoonterecht, hierdoor ontstonden verschillende rechtsscholen."[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “Van de vorstelijke pensionado's werkt Beatrix en staakt Albert II” (Zaterdag 10 september 2016), NOS
  3.   Weblink bron “Arabist: Taliban noemen het sharia, maar het gaat over macht” (Zondag 22 augustus 2021), NOS