verjagen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verjagen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verjagen | te verjagen | ||||||||
toekomend | zullen verjagen | te zullen verjagen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verjaagd | te hebben verjaagd | ||||||||
toekomend | verjaagd zullen hebben | verjaagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verjagend | verjaagd | ev. verjaag |
mv. verouderd verjaagt |
verjage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verjaag | verjaagt | verjaagt | verjaagt | verjaagt | verjagen | verjagen | verjagen | |||
verleden (o.v.t.) | verjaagde/ verjoeg | verjaagde/ verjoeg | verjaagde/ verjoeg | verjaagde/ verjoeg | verjaagde/ verjoeg | verjaagden/ verjoegen | verjaagden/ verjoegen | verjaagden/ verjoegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verjagen | zult/zal verjagen | zult/zal verjagen | zult verjagen | zal verjagen | zullen verjagen | zullen verjagen | zullen verjagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verjagen | zou verjagen | zou(dt) verjagen | zoudt verjagen | zou verjagen | zouden verjagen | zouden verjagen | zouden verjagen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verjaagd | hebt verjaagd | hebt/heeft verjaagd | hebt verjaagd | heeft verjaagd | hebben verjaagd | hebben verjaagd | hebben verjaagd | |||
verleden (v.v.t.) | had verjaagd | had verjaagd | had verjaagd | hadt verjaagd | had verjaagd | hadden verjaagd | hadden verjaagd | hadden verjaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verjaagd hebben | zal/zult verjaagd hebben | zult/zal verjaagd hebben | zult verjaagd hebben | zal verjaagd hebben | zullen verjaagd hebben | zullen verjaagd hebben | zullen verjaagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verjaagd hebben | zou verjaagd hebben | zou/zoudt verjaagd hebben | zoudt verjaagd hebben | zou verjaagd hebben | zouden verjaagd hebben | zouden verjaagd hebben | zouden verjaagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verjaagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verjaagd | er is verjaagd | |||||||||
verleden | er werd verjaagd | er was verjaagd | |||||||||
toekomend | er zal verjaagd worden | er zal verjaagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verjaagd worden | er zou verjaagd zijn | |||||||||
lijdende vorm verjaagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verjaagd worden | verjaagd te worden | ||||||||
toekomend | verjaagd zullen worden | verjaagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verjaagd zijn | verjaagd te zijn | ||||||||
toekomend | verjaagd zullen zijn | verjaagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verjaagd | wordt verjaagd | wordt verjaagd | wordt verjaagd | wordt verjaagd | worden verjaagd | worden verjaagd | worden verjaagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verjaagd | werd verjaagd | werd verjaagd | werdt verjaagd | werd verjaagd | werden verjaagd | werden verjaagd | werden verjaagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verjaagd worden | zult verjaagd worden | zult verjaagd worden | zult verjaagd worden | zal verjaagd worden | zullen verjaagd worden | zullen verjaagd worden | zullen verjaagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verjaagd worden | zou verjaagd worden | zou/zoudt verjaagd worden | zoudt verjaagd worden | zou verjaagd worden | zouden verjaagd worden | zouden verjaagd worden | zouden verjaagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verjaagd | bent verjaagd | bent/is verjaagd | zijt verjaagd | is verjaagd | zijn verjaagd | zijn verjaagd | zijn verjaagd | |||
verleden (v.v.t.) | was verjaagd | was verjaagd | was verjaagd | waart verjaagd | was verjaagd | waren verjaagd | waren verjaagd | waren verjaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verjaagd zijn | zult verjaagd zijn | zult verjaagd zijn | zult verjaagd zijn | zal verjaagd zijn | zullen verjaagd zijn | zullen verjaagd zijn | zullen verjaagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verjaagd zijn | zou verjaagd zijn | zou/zoudt verjaagd zijn | zoudt verjaagd zijn | zou verjaagd zijn | zouden verjaagd zijn | zouden verjaagd zijn | zouden verjaagd zijn |