verinnigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verinnigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verinnigen | te verinnigen | ||||||||
toekomend | zullen verinnigen | te zullen verinnigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verinnigd | te hebben verinnigd | ||||||||
toekomend | verinnigd zullen hebben | verinnigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verinnigend | verinnigd | ev. verinnig |
mv. verouderd verinnigt |
verinnige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verinnig | verinnigt | verinnigt | verinnigt | verinnigt | verinnigen | verinnigen | verinnigen | |||
verleden (o.v.t.) | verinnigde | verinnigde | verinnigde | verinnigde | verinnigde | verinnigden | verinnigden | verinnigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verinnigen | zult/zal verinnigen | zult/zal verinnigen | zult verinnigen | zal verinnigen | zullen verinnigen | zullen verinnigen | zullen verinnigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verinnigen | zou verinnigen | zou(dt) verinnigen | zoudt verinnigen | zou verinnigen | zouden verinnigen | zouden verinnigen | zouden verinnigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verinnigd | hebt verinnigd | hebt/heeft verinnigd | hebt verinnigd | heeft verinnigd | hebben verinnigd | hebben verinnigd | hebben verinnigd | |||
verleden (v.v.t.) | had verinnigd | had verinnigd | had verinnigd | hadt verinnigd | had verinnigd | hadden verinnigd | hadden verinnigd | hadden verinnigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verinnigd hebben | zal/zult verinnigd hebben | zult/zal verinnigd hebben | zult verinnigd hebben | zal verinnigd hebben | zullen verinnigd hebben | zullen verinnigd hebben | zullen verinnigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verinnigd hebben | zou verinnigd hebben | zou/zoudt verinnigd hebben | zoudt verinnigd hebben | zou verinnigd hebben | zouden verinnigd hebben | zouden verinnigd hebben | zouden verinnigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verinnigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verinnigd | er is verinnigd | |||||||||
verleden | er werd verinnigd | er was verinnigd | |||||||||
toekomend | er zal verinnigd worden | er zal verinnigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verinnigd worden | er zou verinnigd zijn | |||||||||
lijdende vorm verinnigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verinnigd worden | verinnigd te worden | ||||||||
toekomend | verinnigd zullen worden | verinnigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verinnigd zijn | verinnigd te zijn | ||||||||
toekomend | verinnigd zullen zijn | verinnigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verinnigd | wordt verinnigd | wordt verinnigd | wordt verinnigd | wordt verinnigd | worden verinnigd | worden verinnigd | worden verinnigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verinnigd | werd verinnigd | werd verinnigd | werdt verinnigd | werd verinnigd | werden verinnigd | werden verinnigd | werden verinnigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verinnigd worden | zult verinnigd worden | zult verinnigd worden | zult verinnigd worden | zal verinnigd worden | zullen verinnigd worden | zullen verinnigd worden | zullen verinnigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verinnigd worden | zou verinnigd worden | zou/zoudt verinnigd worden | zoudt verinnigd worden | zou verinnigd worden | zouden verinnigd worden | zouden verinnigd worden | zouden verinnigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verinnigd | bent verinnigd | bent/is verinnigd | zijt verinnigd | is verinnigd | zijn verinnigd | zijn verinnigd | zijn verinnigd | |||
verleden (v.v.t.) | was verinnigd | was verinnigd | was verinnigd | waart verinnigd | was verinnigd | waren verinnigd | waren verinnigd | waren verinnigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verinnigd zijn | zult verinnigd zijn | zult verinnigd zijn | zult verinnigd zijn | zal verinnigd zijn | zullen verinnigd zijn | zullen verinnigd zijn | zullen verinnigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verinnigd zijn | zou verinnigd zijn | zou/zoudt verinnigd zijn | zoudt verinnigd zijn | zou verinnigd zijn | zouden verinnigd zijn | zouden verinnigd zijn | zouden verinnigd zijn |