verhypothekeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verhypothekeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhypothekeren | te verhypothekeren | ||||||||
toekomend | zullen verhypothekeren | te zullen verhypothekeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verhypothekeerd | te hebben verhypothekeerd | ||||||||
toekomend | verhypothekeerd zullen hebben | verhypothekeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verhypothekerend | verhypothekeerd | ev. verhypothekeer |
mv. verouderd verhypothekeert |
verhypothekere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verhypothekeer | verhypothekeert | verhypothekeert | verhypothekeert | verhypothekeert | verhypothekeren | verhypothekeren | verhypothekeren | |||
verleden (o.v.t.) | verhypothekeerde | verhypothekeerde | verhypothekeerde | verhypothekeerde | verhypothekeerde | verhypothekeerden | verhypothekeerden | verhypothekeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhypothekeren | zult/zal verhypothekeren | zult/zal verhypothekeren | zult verhypothekeren | zal verhypothekeren | zullen verhypothekeren | zullen verhypothekeren | zullen verhypothekeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhypothekeren | zou verhypothekeren | zou(dt) verhypothekeren | zoudt verhypothekeren | zou verhypothekeren | zouden verhypothekeren | zouden verhypothekeren | zouden verhypothekeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verhypothekeerd | hebt verhypothekeerd | hebt/heeft verhypothekeerd | hebt verhypothekeerd | heeft verhypothekeerd | hebben verhypothekeerd | hebben verhypothekeerd | hebben verhypothekeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had verhypothekeerd | had verhypothekeerd | had verhypothekeerd | hadt verhypothekeerd | had verhypothekeerd | hadden verhypothekeerd | hadden verhypothekeerd | hadden verhypothekeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verhypothekeerd hebben | zal/zult verhypothekeerd hebben | zult/zal verhypothekeerd hebben | zult verhypothekeerd hebben | zal verhypothekeerd hebben | zullen verhypothekeerd hebben | zullen verhypothekeerd hebben | zullen verhypothekeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verhypothekeerd hebben | zou verhypothekeerd hebben | zou/zoudt verhypothekeerd hebben | zoudt verhypothekeerd hebben | zou verhypothekeerd hebben | zouden verhypothekeerd hebben | zouden verhypothekeerd hebben | zouden verhypothekeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verhypothekeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verhypothekeerd | er is verhypothekeerd | |||||||||
verleden | er werd verhypothekeerd | er was verhypothekeerd | |||||||||
toekomend | er zal verhypothekeerd worden | er zal verhypothekeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verhypothekeerd worden | er zou verhypothekeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm verhypothekeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhypothekeerd worden | verhypothekeerd te worden | ||||||||
toekomend | verhypothekeerd zullen worden | verhypothekeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verhypothekeerd zijn | verhypothekeerd te zijn | ||||||||
toekomend | verhypothekeerd zullen zijn | verhypothekeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verhypothekeerd | wordt verhypothekeerd | wordt verhypothekeerd | wordt verhypothekeerd | wordt verhypothekeerd | worden verhypothekeerd | worden verhypothekeerd | worden verhypothekeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verhypothekeerd | werd verhypothekeerd | werd verhypothekeerd | werdt verhypothekeerd | werd verhypothekeerd | werden verhypothekeerd | werden verhypothekeerd | werden verhypothekeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhypothekeerd worden | zult verhypothekeerd worden | zult verhypothekeerd worden | zult verhypothekeerd worden | zal verhypothekeerd worden | zullen verhypothekeerd worden | zullen verhypothekeerd worden | zullen verhypothekeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhypothekeerd worden | zou verhypothekeerd worden | zou/zoudt verhypothekeerd worden | zoudt verhypothekeerd worden | zou verhypothekeerd worden | zouden verhypothekeerd worden | zouden verhypothekeerd worden | zouden verhypothekeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verhypothekeerd | bent verhypothekeerd | bent/is verhypothekeerd | zijt verhypothekeerd | is verhypothekeerd | zijn verhypothekeerd | zijn verhypothekeerd | zijn verhypothekeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was verhypothekeerd | was verhypothekeerd | was verhypothekeerd | waart verhypothekeerd | was verhypothekeerd | waren verhypothekeerd | waren verhypothekeerd | waren verhypothekeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verhypothekeerd zijn | zult verhypothekeerd zijn | zult verhypothekeerd zijn | zult verhypothekeerd zijn | zal verhypothekeerd zijn | zullen verhypothekeerd zijn | zullen verhypothekeerd zijn | zullen verhypothekeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verhypothekeerd zijn | zou verhypothekeerd zijn | zou/zoudt verhypothekeerd zijn | zoudt verhypothekeerd zijn | zou verhypothekeerd zijn | zouden verhypothekeerd zijn | zouden verhypothekeerd zijn | zouden verhypothekeerd zijn |