verengelsen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verengelsen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verengelsen			te verengelsen
	toekomend		zullen verengelsen			te zullen verengelsen
voltooid	tegenwoordig		zijn verengelst			te zijn verengelst
	toekomend		verengelst zullen zijn			verengelst te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verengelsend		verengelst			ev. verengels	mv. verouderd verengelst	verengelse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	verengels	verengelst	verengelst	verengelst	verengelst	verengelsen	verengelsen	verengelsen
verleden (o.v.t.)	verengelste	verengelste	verengelste	verengelste	verengelste	verengelsten	verengelsten	verengelsten
toekomend (o.t.t.t.)	zal verengelsen	zult/zal verengelsen	zult/zal verengelsen	zult verengelsen	zal verengelsen	zullen verengelsen	zullen verengelsen	zullen verengelsen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verengelsen	zou verengelsen	zou(dt) verengelsen	zoudt verengelsen	zou verengelsen	zouden verengelsen	zouden verengelsen	zouden verengelsen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verengelst	bent verengelst	bent/is verengelst	zijt verengelst	is verengelst	zijn verengelst	zijn verengelst	zijn verengelst
verleden (v.v.t.)	was verengelst	was verengelst	was verengelst	waart verengelst	was verengelst	waren verengelst	waren verengelst	waren verengelst
toekomend (v.t.t.t.)	zal verengelst zijn	zal/zult verengelst zijn	zult/zal verengelst zijn	zult verengelst zijn	zal verengelst zijn	zullen verengelst zijn	zullen verengelst zijn	zullen verengelst zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verengelst zijn	zou verengelst zijn	zou/zoudt verengelst zijn	zoudt verengelst zijn	zou verengelst zijn	zouden verengelst zijn	zouden verengelst zijn	zouden verengelst zijn