• vei·ling
  • In de betekenis van ‘openbare verkoping’ voor het eerst aangetroffen in 1385 [1]
  • Naamwoord van handeling van veilen met het achtervoegsel -ing. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord veiling veilingen
verkleinwoord veilinkje veilinkjes

de veilingv

  1. methode van verkopen bij opbod en/of afslag
  2. een plaats waar goederen bij opbod of afslag verkocht worden
    • Het is 81 dagen nadat hij de duurste levende kunstenaar van het heelal werd met de veiling van een van zijn zwembadschilderijen, en hij zet zijn ronde, gele bril recht op de neus. [3] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]