Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vijlen
  • vei·len
  • In de betekenis van ‘openbaar verkopen’ voor het eerst aangetroffen in 1482 [1]
  • Afkomstig van het Middelnederduitse woord veilen, verwant met de Duitse werkwoorden feilschen en feilbieten.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veilen
veilde
geveild
zwak -d volledig

veilen

  1. overgankelijk, (handel) verkopen op een openbare verkoping waar een prijs vastgesteld wordt
    • Het merendeel van de bloemenproductie wordt in Aalsmeer geveild. 
89 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]