Nederlands

 
valsgeld uit de romeinse tijd
Uitspraak
Woordafbreking
  • val·se·mun·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van vals en de stam van munten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord valsemunter valsemunters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de valsemunterm

  1. iemand die wettige betaalmiddelen namaakt om ze te gebruiken als echt geld
    • De jonge valsemunter uit Almelo die twee weken geleden in Westerhaar werd aangehouden, wordt ervan verdacht dat hij op meer plekken in de regio met nepgeld heeft betaald. Hij wordt daarover binnenkort door de politie verhoord.[2] 
    • Biljetten van 5 en 10 zijn al opgefrist. Na het biljet van 20 volgt in 2016 het vijftigje. Deze laatste twee zijn het meest populair bij valsemunters.[3] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Arjan te Bogt 20-JUNI-2017,
  3. Volkskrant Bob Witman 25 november 2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be