ultra
Niet te verwarren met: ultra-, ultrà |
- ul·tra
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: verder dan, aan gene zijde van, zeer’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ultra | ultra's |
verkleinwoord | - | - |
- extreem, uiterst [4]
- ▸ Ik dook vol in de nieuwe wereld van ultra lichtgewicht kampeerspullen en verslond online zo veel mogelijk lijsten (gear lists) van anderen om de voor- en nadelen te begrijpen.[5]
- Het woord ultra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ultra" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ultra" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ultra op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ŭltrā + accusatief
- [2] trans