uitzwermen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitzwermen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitzwermen | uit te zwermen | ||||||
toekomend | zullen uitzwermen uit zullen zwermen |
te zullen uitzwermen uit te zullen zwermen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn uitgezwermd | te zijn uitgezwermd | ||||||
toekomend | uitgezwermd zullen zijn | uitgezwermd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
uitzwermend | uitgezwermd | ev. zwerm uit |
mv. verouderd zwermt uit |
zwerme uit (bijzin) uitzwerme | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zwerm uit | zwermt uit | zwermt uit | zwermt uit | zwermt uit | zwermen uit | zwermen uit | zwermen uit | |
verleden (o.v.t.) | zwermde uit | zwermde uit | zwermde uit | zwermde uit | zwermde uit | zwermden uit | zwermden uit | zwermden uit | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitzwermen | zult/zal uitzwermen | zult/zal uitzwermen | zult uitzwermen | zal uitzwermen | zullen uitzwermen | zullen uitzwermen | zullen uitzwermen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitzwermen | zou uitzwermen | zou(dt) uitzwermen | zoudt uitzwermen | zou uitzwermen | zouden uitzwermen | zouden uitzwermen | zouden uitzwermen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | uitzwerm | uitzwermt | uitzwermt | uitzwermt | uitzwermt | uitzwermen | uitzwermen | uitzwermen | |
verleden (o.v.t.) | uitzwermde | uitzwermde | uitzwermde | uitzwermde | uitzwermde | uitzwermden | uitzwermden | uitzwermden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitzwermen uit zal zwermen |
zult/zal uitzwermen uit zult/zal zwermen |
zult/zal uitzwermen uit zult/zal zwermen |
zult uitzwermen uit zult zwermen |
zal uitzwermen uit zal zwermen |
zullen uitzwermen uit zullen zwermen |
zullen uitzwermen uit zullen zwermen |
zullen uitzwermen uit zullen zwermen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitzwermen uit zou zwermen |
zou uitzwermen uit zou zwermen |
zou(dt) uitzwermen uit zou(dt) zwermen |
zoudt uitzwermen uit zoudt zwermen |
zou uitzwermen uit zou zwermen |
zouden uitzwermen uit zouden zwermen |
zouden uitzwermen uit zouden zwermen |
zouden uitzwermen uit zouden zwermen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgezwermd | bent uitgezwermd | bent/is uitgezwermd | zijt uitgezwermd | is uitgezwermd | zijn uitgezwermd | zijn uitgezwermd | zijn uitgezwermd | |
verleden (v.v.t.) | was uitgezwermd | was uitgezwermd | was uitgezwermd | waart uitgezwermd | was uitgezwermd | waren uitgezwermd | waren uitgezwermd | waren uitgezwermd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgezwermd zijn | zal/zult uitgezwermd zijn | zult/zal uitgezwermd zijn | zult uitgezwermd zijn | zal uitgezwermd zijn | zullen uitgezwermd zijn | zullen uitgezwermd zijn | zullen uitgezwermd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgezwermd zijn | zou uitgezwermd zijn | zou/zoudt uitgezwermd zijn | zoudt uitgezwermd zijn | zou uitgezwermd zijn | zouden uitgezwermd zijn | zouden uitgezwermd zijn | zouden uitgezwermd zijn |