Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zwermt

Werkwoord

vervoeging van
uitzwermen

uitzwermt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen
    • ... dat jij uitzwermt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen
    • ... dat hij uitzwermt. 

Gangbaarheid