uitwasemen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitwasemen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitwasemen | uit te wasemen | ||||||||
toekomend | zullen uitwasemen uit zullen wasemen |
te zullen uitwasemen uit te zullen wasemen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgewasemd | te hebben uitgewasemd | ||||||||
toekomend | uitgewasemd zullen hebben | uitgewasemd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitwasemend | uitgewasemd | ev. wasem uit |
mv. verouderd wasemt uit |
waseme uit (bijzin) uitwaseme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wasem uit | wasemt uit | wasemt uit | wasemt uit | wasemt uit | wasemen uit | wasemen uit | wasemen uit | |||
verleden (o.v.t.) | wasemde uit | wasemde uit | wasemde uit | wasemde uit | wasemde uit | wasemden uit | wasemden uit | wasemden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitwasemen | zult/zal uitwasemen | zult/zal uitwasemen | zult uitwasemen | zal uitwasemen | zullen uitwasemen | zullen uitwasemen | zullen uitwasemen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitwasemen | zou uitwasemen | zou(dt) uitwasemen | zoudt uitwasemen | zou uitwasemen | zouden uitwasemen | zouden uitwasemen | zouden uitwasemen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitwasem | uitwasemt | uitwasemt | uitwasemt | uitwasemt | uitwasemen | uitwasemen | uitwasemen | |||
verleden (o.v.t.) | uitwasemde | uitwasemde | uitwasemde | uitwasemde | uitwasemde | uitwasemden | uitwasemden | uitwasemden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitwasemen uit zal wasemen |
zult/zal uitwasemen uit zult/zal wasemen |
zult/zal uitwasemen uit zult/zal wasemen |
zult uitwasemen uit zult wasemen |
zal uitwasemen uit zal wasemen |
zullen uitwasemen uit zullen wasemen |
zullen uitwasemen uit zullen wasemen |
zullen uitwasemen uit zullen wasemen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitwasemen uit zou wasemen |
zou uitwasemen uit zou wasemen |
zou(dt) uitwasemen uit zou(dt) wasemen |
zoudt uitwasemen uit zoudt wasemen |
zou uitwasemen uit zou wasemen |
zouden uitwasemen uit zouden wasemen |
zouden uitwasemen uit zouden wasemen |
zouden uitwasemen uit zouden wasemen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgewasemd | hebt uitgewasemd | hebt/heeft uitgewasemd | hebt uitgewasemd | heeft uitgewasemd | hebben uitgewasemd | hebben uitgewasemd | hebben uitgewasemd | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgewasemd | had uitgewasemd | had uitgewasemd | hadt uitgewasemd | had uitgewasemd | hadden uitgewasemd | hadden uitgewasemd | hadden uitgewasemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgewasemd hebben | zal/zult uitgewasemd hebben | zult/zal uitgewasemd hebben | zult uitgewasemd hebben | zal uitgewasemd hebben | zullen uitgewasemd hebben | zullen uitgewasemd hebben | zullen uitgewasemd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgewasemd hebben | zou uitgewasemd hebben | zou/zoudt uitgewasemd hebben | zoudt uitgewasemd hebben | zou uitgewasemd hebben | zouden uitgewasemd hebben | zouden uitgewasemd hebben | zouden uitgewasemd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgewasemd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgewasemd | er is uitgewasemd | |||||||||
verleden | er werd uitgewasemd | er was uitgewasemd | |||||||||
toekomend | er zal uitgewasemd worden | er zal uitgewasemd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgewasemd worden | er zou uitgewasemd zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgewasemd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgewasemd worden | uitgewasemd te worden | ||||||||
toekomend | uitgewasemd zullen worden | uitgewasemd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgewasemd zijn | uitgewasemd te zijn | ||||||||
toekomend | uitgewasemd zullen zijn | uitgewasemd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgewasemd | wordt uitgewasemd | wordt uitgewasemd | wordt uitgewasemd | wordt uitgewasemd | worden uitgewasemd | worden uitgewasemd | worden uitgewasemd | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgewasemd | werd uitgewasemd | werd uitgewasemd | werdt uitgewasemd | werd uitgewasemd | werden uitgewasemd | werden uitgewasemd | werden uitgewasemd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgewasemd worden | zult uitgewasemd worden | zult uitgewasemd worden | zult uitgewasemd worden | zal uitgewasemd worden | zullen uitgewasemd worden | zullen uitgewasemd worden | zullen uitgewasemd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgewasemd worden | zou uitgewasemd worden | zou/zoudt uitgewasemd worden | zoudt uitgewasemd worden | zou uitgewasemd worden | zouden uitgewasemd worden | zouden uitgewasemd worden | zouden uitgewasemd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgewasemd | bent uitgewasemd | bent/is uitgewasemd | zijt uitgewasemd | is uitgewasemd | zijn uitgewasemd | zijn uitgewasemd | zijn uitgewasemd | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgewasemd | was uitgewasemd | was uitgewasemd | waart uitgewasemd | was uitgewasemd | waren uitgewasemd | waren uitgewasemd | waren uitgewasemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgewasemd zijn | zult uitgewasemd zijn | zult uitgewasemd zijn | zult uitgewasemd zijn | zal uitgewasemd zijn | zullen uitgewasemd zijn | zullen uitgewasemd zijn | zullen uitgewasemd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgewasemd zijn | zou uitgewasemd zijn | zou/zoudt uitgewasemd zijn | zoudt uitgewasemd zijn | zou uitgewasemd zijn | zouden uitgewasemd zijn | zouden uitgewasemd zijn | zouden uitgewasemd zijn |