• uit·wa·se·men

uitwasemen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwasemen
wasemde uit
uitgewasemd
zwak -d volledig
  1. uitstoten van rook
    • Nu lopen de aggregaten, die het schip van stroom voorzien als het in Rotterdam bij de Wilhelminapier ligt, nog op gasolie. Omdat de drijvende vakantiepaleizen hun gasoliewalm vlak bij de milieuzone uitwasemen is daar veel kritiek op. [2] 
     Eindelijk weer eens goed nieuws voor rokers! Jarenlang is het uitwasemen van tabakswalmen verketterd. Schreeuwende boodschappen op sigarettenpakjes, rookverbod en anti-rookreclames.[3]
  2. verlies van water in dampvorm
    • Verdeel de bloemkool in kleine roosjes en kook de roosjes in circa 3 minuten beetgaar. Giet af en laat uitwasemen [4] 
    • Direct na aankoop worden de oliebollen omgepakt in een voor levensmiddelen geschikt kratje en voorzien van een codenummer. De oliebollen liggen in het kratje in een bakblik voor cupcakes en kunnen daardoor zo nodig uitwasemen. [5] 


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Leon van Heel 10-01-17 Haast met gas voor cruiseschip AidaPrima
  3.   Weblink bron “Roken is voor bollebozen!” (tobacco smell), HP de Tijd
  4. Tubantia 17-11-17 Zalmcurrywok met shiitake
  5. Tubantia 27-12-17 Zo komt de test tot stand: beste tien bollen honderd keer getest!