uitvegen
- uit·ve·gen
uitvegen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvegen |
veegde uit |
uitgeveegd |
zwak -d | volledig |
- door vegen verwijderen, iets vrij maken van iets dat weggeveegd wordt
- De Blairites die Corbyn nu al twee jaar het leven zuur maken. Die erfenis kunnen ze niet zomaar uitvegen, nu Corbyn een beetje succes heeft. [3]
- Niet alle kijkers waren het ermee eens dat de racistische scène er nu werd uitgeknipt. 'Het punt is juist dat de majoor een racistische, onverdraagzame zeur is - dat was ook al zo in de jaren zeventig. Het publiek moet het niet met hem eens zijn, het is juist de bedoeling dat het publiek hem uitlacht. De aflevering gaat over xenofobie in al zijn vormen, het is sociale satire. Ik heb moeite met het uitvegen van de geschiedenis', aldus een kijker.[4]
- iemand de mantel uitvegen
iemand bestraffen, iemand een standje geven, iemand uitfoeteren
- Het woord uitvegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitvegen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ uitvegen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 18 OKTOBER 2017
- ↑ Tubantia 26-JANUARI-2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be