uitvechten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitvechten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitvechten | uit te vechten | ||||||||
toekomend | zullen uitvechten uit zullen vechten |
te zullen uitvechten uit te zullen vechten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgevochten | te hebben uitgevochten | ||||||||
toekomend | uitgevochten zullen hebben | uitgevochten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitvechtend | uitgevochten | ev. vecht uit |
mv. verouderd vecht uit |
vechte uit (bijzin) uitvechte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vecht uit | vecht uit | vecht uit | vecht uit | vecht uit | vechten uit | vechten uit | vechten uit | |||
verleden (o.v.t.) | vocht uit | vocht uit | vocht uit | vocht uit | vocht uit | vochten uit | vochten uit | vochten uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitvechten | zult/zal uitvechten | zult/zal uitvechten | zult uitvechten | zal uitvechten | zullen uitvechten | zullen uitvechten | zullen uitvechten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitvechten | zou uitvechten | zou(dt) uitvechten | zoudt uitvechten | zou uitvechten | zouden uitvechten | zouden uitvechten | zouden uitvechten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitvecht | uitvecht | uitvecht | uitvecht | uitvecht | uitvechten | uitvechten | uitvechten | |||
verleden (o.v.t.) | uitvocht | uitvocht | uitvocht | uitvocht | uitvocht | uitvochten | uitvochten | uitvochten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitvechten uit zal vechten |
zult/zal uitvechten uit zult/zal vechten |
zult/zal uitvechten uit zult/zal vechten |
zult uitvechten uit zult vechten |
zal uitvechten uit zal vechten |
zullen uitvechten uit zullen vechten |
zullen uitvechten uit zullen vechten |
zullen uitvechten uit zullen vechten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitvechten uit zou vechten |
zou uitvechten uit zou vechten |
zou(dt) uitvechten uit zou(dt) vechten |
zoudt uitvechten uit zoudt vechten |
zou uitvechten uit zou vechten |
zouden uitvechten uit zouden vechten |
zouden uitvechten uit zouden vechten |
zouden uitvechten uit zouden vechten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgevochten | hebt uitgevochten | hebt/heeft uitgevochten | hebt uitgevochten | heeft uitgevochten | hebben uitgevochten | hebben uitgevochten | hebben uitgevochten | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgevochten | had uitgevochten | had uitgevochten | hadt uitgevochten | had uitgevochten | hadden uitgevochten | hadden uitgevochten | hadden uitgevochten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgevochten hebben | zal/zult uitgevochten hebben | zult/zal uitgevochten hebben | zult uitgevochten hebben | zal uitgevochten hebben | zullen uitgevochten hebben | zullen uitgevochten hebben | zullen uitgevochten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgevochten hebben | zou uitgevochten hebben | zou/zoudt uitgevochten hebben | zoudt uitgevochten hebben | zou uitgevochten hebben | zouden uitgevochten hebben | zouden uitgevochten hebben | zouden uitgevochten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgevochten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgevochten | er is uitgevochten | |||||||||
verleden | er werd uitgevochten | er was uitgevochten | |||||||||
toekomend | er zal uitgevochten worden | er zal uitgevochten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgevochten worden | er zou uitgevochten zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgevochten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgevochten worden | uitgevochten te worden | ||||||||
toekomend | uitgevochten zullen worden | uitgevochten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgevochten zijn | uitgevochten te zijn | ||||||||
toekomend | uitgevochten zullen zijn | uitgevochten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgevochten | wordt uitgevochten | wordt uitgevochten | wordt uitgevochten | wordt uitgevochten | worden uitgevochten | worden uitgevochten | worden uitgevochten | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgevochten | werd uitgevochten | werd uitgevochten | werdt uitgevochten | werd uitgevochten | werden uitgevochten | werden uitgevochten | werden uitgevochten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgevochten worden | zult uitgevochten worden | zult uitgevochten worden | zult uitgevochten worden | zal uitgevochten worden | zullen uitgevochten worden | zullen uitgevochten worden | zullen uitgevochten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgevochten worden | zou uitgevochten worden | zou/zoudt uitgevochten worden | zoudt uitgevochten worden | zou uitgevochten worden | zouden uitgevochten worden | zouden uitgevochten worden | zouden uitgevochten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgevochten | bent uitgevochten | bent/is uitgevochten | zijt uitgevochten | is uitgevochten | zijn uitgevochten | zijn uitgevochten | zijn uitgevochten | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgevochten | was uitgevochten | was uitgevochten | waart uitgevochten | was uitgevochten | waren uitgevochten | waren uitgevochten | waren uitgevochten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgevochten zijn | zult uitgevochten zijn | zult uitgevochten zijn | zult uitgevochten zijn | zal uitgevochten zijn | zullen uitgevochten zijn | zullen uitgevochten zijn | zullen uitgevochten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgevochten zijn | zou uitgevochten zijn | zou/zoudt uitgevochten zijn | zoudt uitgevochten zijn | zou uitgevochten zijn | zouden uitgevochten zijn | zouden uitgevochten zijn | zouden uitgevochten zijn |