• uit·stal·len

uitstallen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstallen
stalde uit
uitgestald
zwak -d volledig
  1. iets duidelijk zichtbaar tentoonstellen voor anderen, vaak met als doel het tentoongestelde te verkopen
    • ‘Alle meerderheidspartijen dragen de verantwoordelijkheid om samen werk van te maken van een krachtig antitabaksbeleid.’ CD&V pleit ook voor een totaalverbod op reclame, een verbod op tabaksautomaten, een verbod op het zichtbaar uitstallen van tabaksproducten in winkels en voor de invoering van neutrale sigarettenpakjes.[1] 
    • Hij verwijst daarbij naar artikel drie uit die gemeentelijke verordening. Daarin staat dat het college ontheffing kan verlenen voor het uitstallen van kunst op zondag tussen 11 en 22 uur. Albert Heijn wilde samen met kunstenaar Ten Vregelaar een tentoonstelling organiseren in de supermarkt op de zondagen 24 en 31 december.[2] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Standaard 23 NOVEMBER 2017
  2. Tubantia Jelle Boesveld 07-DECEMBER-2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be