een kunstschilder exposeert haar schilderijen
  • ex·po·se·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tentoonstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse exposer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
exposeren
exposeerde
geëxposeerd
zwak -d volledig

exposeren

  1. overgankelijk(kunst) iets laten zien aan bezoekers van een expositie
    • Wij exposeren verscheidene tekeningen en schilderijen. 
    • Op het schilderij staat etser Leopold Löwenstam, destijds een goede vriend van Alma-Tadema. Het is voor het laatst in 1913 geëxposeerd. De BBC maakte het nieuws zelf bekend. In de uitzending van zondag 25 september is de ontdekking te zien. [3] 
  2. publiekelijk uiten
    • Je kunt hem een excentrieke kunstenaar noemen, een anarchist, een oldskool-bohemien, die begin jaren zestig zijn homoseksualiteit exposeerde, terwijl de Engelse wet het nog verbood. [4] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]