• stal·len
  • In de betekenis van ‘pissen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stallen
stalde
gestald
zwak -d volledig

stallen

  1. overgankelijk een rijdier of voertuig na gebruik onderbrengen in een beschutte ruimte (stal, garage, remise)
    • Bij welke manege heb je je paard gestald? 

de stallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stal
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]