uitsmeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitsmeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitsmeren | uit te smeren | ||||||||
toekomend | zullen uitsmeren uit zullen smeren |
te zullen uitsmeren uit te zullen smeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgesmeerd | te hebben uitgesmeerd | ||||||||
toekomend | uitgesmeerd zullen hebben | uitgesmeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitsmerend | uitgesmeerd | ev. smeer uit |
mv. verouderd smeert uit |
smere uit (bijzin) uitsmere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smeer uit | smeert uit | smeert uit | smeert uit | smeert uit | smeren uit | smeren uit | smeren uit | |||
verleden (o.v.t.) | smeerde uit | smeerde uit | smeerde uit | smeerde uit | smeerde uit | smeerden uit | smeerden uit | smeerden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsmeren | zult/zal uitsmeren | zult/zal uitsmeren | zult uitsmeren | zal uitsmeren | zullen uitsmeren | zullen uitsmeren | zullen uitsmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsmeren | zou uitsmeren | zou(dt) uitsmeren | zoudt uitsmeren | zou uitsmeren | zouden uitsmeren | zouden uitsmeren | zouden uitsmeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitsmeer | uitsmeert | uitsmeert | uitsmeert | uitsmeert | uitsmeren | uitsmeren | uitsmeren | |||
verleden (o.v.t.) | uitsmeerde | uitsmeerde | uitsmeerde | uitsmeerde | uitsmeerde | uitsmeerden | uitsmeerden | uitsmeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitsmeren uit zal smeren |
zult/zal uitsmeren uit zult/zal smeren |
zult/zal uitsmeren uit zult/zal smeren |
zult uitsmeren uit zult smeren |
zal uitsmeren uit zal smeren |
zullen uitsmeren uit zullen smeren |
zullen uitsmeren uit zullen smeren |
zullen uitsmeren uit zullen smeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitsmeren uit zou smeren |
zou uitsmeren uit zou smeren |
zou(dt) uitsmeren uit zou(dt) smeren |
zoudt uitsmeren uit zoudt smeren |
zou uitsmeren uit zou smeren |
zouden uitsmeren uit zouden smeren |
zouden uitsmeren uit zouden smeren |
zouden uitsmeren uit zouden smeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgesmeerd | hebt uitgesmeerd | hebt/heeft uitgesmeerd | hebt uitgesmeerd | heeft uitgesmeerd | hebben uitgesmeerd | hebben uitgesmeerd | hebben uitgesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgesmeerd | had uitgesmeerd | had uitgesmeerd | hadt uitgesmeerd | had uitgesmeerd | hadden uitgesmeerd | hadden uitgesmeerd | hadden uitgesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesmeerd hebben | zal/zult uitgesmeerd hebben | zult/zal uitgesmeerd hebben | zult uitgesmeerd hebben | zal uitgesmeerd hebben | zullen uitgesmeerd hebben | zullen uitgesmeerd hebben | zullen uitgesmeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesmeerd hebben | zou uitgesmeerd hebben | zou/zoudt uitgesmeerd hebben | zoudt uitgesmeerd hebben | zou uitgesmeerd hebben | zouden uitgesmeerd hebben | zouden uitgesmeerd hebben | zouden uitgesmeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgesmeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgesmeerd | er is uitgesmeerd | |||||||||
verleden | er werd uitgesmeerd | er was uitgesmeerd | |||||||||
toekomend | er zal uitgesmeerd worden | er zal uitgesmeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgesmeerd worden | er zou uitgesmeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgesmeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgesmeerd worden | uitgesmeerd te worden | ||||||||
toekomend | uitgesmeerd zullen worden | uitgesmeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgesmeerd zijn | uitgesmeerd te zijn | ||||||||
toekomend | uitgesmeerd zullen zijn | uitgesmeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgesmeerd | wordt uitgesmeerd | wordt uitgesmeerd | wordt uitgesmeerd | wordt uitgesmeerd | worden uitgesmeerd | worden uitgesmeerd | worden uitgesmeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgesmeerd | werd uitgesmeerd | werd uitgesmeerd | werdt uitgesmeerd | werd uitgesmeerd | werden uitgesmeerd | werden uitgesmeerd | werden uitgesmeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgesmeerd worden | zult uitgesmeerd worden | zult uitgesmeerd worden | zult uitgesmeerd worden | zal uitgesmeerd worden | zullen uitgesmeerd worden | zullen uitgesmeerd worden | zullen uitgesmeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgesmeerd worden | zou uitgesmeerd worden | zou/zoudt uitgesmeerd worden | zoudt uitgesmeerd worden | zou uitgesmeerd worden | zouden uitgesmeerd worden | zouden uitgesmeerd worden | zouden uitgesmeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgesmeerd | bent uitgesmeerd | bent/is uitgesmeerd | zijt uitgesmeerd | is uitgesmeerd | zijn uitgesmeerd | zijn uitgesmeerd | zijn uitgesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgesmeerd | was uitgesmeerd | was uitgesmeerd | waart uitgesmeerd | was uitgesmeerd | waren uitgesmeerd | waren uitgesmeerd | waren uitgesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgesmeerd zijn | zult uitgesmeerd zijn | zult uitgesmeerd zijn | zult uitgesmeerd zijn | zal uitgesmeerd zijn | zullen uitgesmeerd zijn | zullen uitgesmeerd zijn | zullen uitgesmeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgesmeerd zijn | zou uitgesmeerd zijn | zou/zoudt uitgesmeerd zijn | zoudt uitgesmeerd zijn | zou uitgesmeerd zijn | zouden uitgesmeerd zijn | zouden uitgesmeerd zijn | zouden uitgesmeerd zijn |