uitrichten
- Geluid: uitrichten (hulp, bestand)
- uit·rich·ten
- samenstelling van uit en richten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitrichten |
richtte uit |
uitgericht |
zwak -t | volledig |
uitrichten [2]
- overgankelijk ten uitvoer brengen, uitvoeren, doen, maken
- iets op zijn juiste plaats brengen of in zijn juiste stand zetten
- Voor het nauwkeurig uitrichten van een schotelantenne zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar.
- Het woord uitrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitrichten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ uitrichten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be