Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·rich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitrichting uitrichtingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de uitrichtingv

  1. (natuurkunde) onderdelen van een instrument in de optimale positie plaatsen
    • De uitrichting van deze Röntgencamera is een lastige zaak. 

Gangbaarheid