uitmoorden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitmoorden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitmoorden | uit te moorden | ||||||||
toekomend | zullen uitmoorden uit zullen moorden |
te zullen uitmoorden uit te zullen moorden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgemoord | te hebben uitgemoord | ||||||||
toekomend | uitgemoord zullen hebben | uitgemoord te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitmoordend | uitgemoord | ev. moord uit |
mv. verouderd moordt uit |
moorde uit (bijzin) uitmoorde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | moord uit | moordt uit | moordt uit | moordt uit | moordt uit | moorden uit | moorden uit | moorden uit | |||
verleden (o.v.t.) | moordde uit | moordde uit | moordde uit | moordde uit | moordde uit | moordden uit | moordden uit | moordden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitmoorden | zult/zal uitmoorden | zult/zal uitmoorden | zult uitmoorden | zal uitmoorden | zullen uitmoorden | zullen uitmoorden | zullen uitmoorden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitmoorden | zou uitmoorden | zou(dt) uitmoorden | zoudt uitmoorden | zou uitmoorden | zouden uitmoorden | zouden uitmoorden | zouden uitmoorden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitmoord | uitmoordt | uitmoordt | uitmoordt | uitmoordt | uitmoorden | uitmoorden | uitmoorden | |||
verleden (o.v.t.) | uitmoordde | uitmoordde | uitmoordde | uitmoordde | uitmoordde | uitmoordden | uitmoordden | uitmoordden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitmoorden uit zal moorden |
zult/zal uitmoorden uit zult/zal moorden |
zult/zal uitmoorden uit zult/zal moorden |
zult uitmoorden uit zult moorden |
zal uitmoorden uit zal moorden |
zullen uitmoorden uit zullen moorden |
zullen uitmoorden uit zullen moorden |
zullen uitmoorden uit zullen moorden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitmoorden uit zou moorden |
zou uitmoorden uit zou moorden |
zou(dt) uitmoorden uit zou(dt) moorden |
zoudt uitmoorden uit zoudt moorden |
zou uitmoorden uit zou moorden |
zouden uitmoorden uit zouden moorden |
zouden uitmoorden uit zouden moorden |
zouden uitmoorden uit zouden moorden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgemoord | hebt uitgemoord | hebt/heeft uitgemoord | hebt uitgemoord | heeft uitgemoord | hebben uitgemoord | hebben uitgemoord | hebben uitgemoord | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgemoord | had uitgemoord | had uitgemoord | hadt uitgemoord | had uitgemoord | hadden uitgemoord | hadden uitgemoord | hadden uitgemoord | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgemoord hebben | zal/zult uitgemoord hebben | zult/zal uitgemoord hebben | zult uitgemoord hebben | zal uitgemoord hebben | zullen uitgemoord hebben | zullen uitgemoord hebben | zullen uitgemoord hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgemoord hebben | zou uitgemoord hebben | zou/zoudt uitgemoord hebben | zoudt uitgemoord hebben | zou uitgemoord hebben | zouden uitgemoord hebben | zouden uitgemoord hebben | zouden uitgemoord hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgemoord worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgemoord | er is uitgemoord | |||||||||
verleden | er werd uitgemoord | er was uitgemoord | |||||||||
toekomend | er zal uitgemoord worden | er zal uitgemoord zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgemoord worden | er zou uitgemoord zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgemoord worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgemoord worden | uitgemoord te worden | ||||||||
toekomend | uitgemoord zullen worden | uitgemoord te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgemoord zijn | uitgemoord te zijn | ||||||||
toekomend | uitgemoord zullen zijn | uitgemoord te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgemoord | wordt uitgemoord | wordt uitgemoord | wordt uitgemoord | wordt uitgemoord | worden uitgemoord | worden uitgemoord | worden uitgemoord | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgemoord | werd uitgemoord | werd uitgemoord | werdt uitgemoord | werd uitgemoord | werden uitgemoord | werden uitgemoord | werden uitgemoord | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgemoord worden | zult uitgemoord worden | zult uitgemoord worden | zult uitgemoord worden | zal uitgemoord worden | zullen uitgemoord worden | zullen uitgemoord worden | zullen uitgemoord worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgemoord worden | zou uitgemoord worden | zou/zoudt uitgemoord worden | zoudt uitgemoord worden | zou uitgemoord worden | zouden uitgemoord worden | zouden uitgemoord worden | zouden uitgemoord worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgemoord | bent uitgemoord | bent/is uitgemoord | zijt uitgemoord | is uitgemoord | zijn uitgemoord | zijn uitgemoord | zijn uitgemoord | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgemoord | was uitgemoord | was uitgemoord | waart uitgemoord | was uitgemoord | waren uitgemoord | waren uitgemoord | waren uitgemoord | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgemoord zijn | zult uitgemoord zijn | zult uitgemoord zijn | zult uitgemoord zijn | zal uitgemoord zijn | zullen uitgemoord zijn | zullen uitgemoord zijn | zullen uitgemoord zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgemoord zijn | zou uitgemoord zijn | zou/zoudt uitgemoord zijn | zoudt uitgemoord zijn | zou uitgemoord zijn | zouden uitgemoord zijn | zouden uitgemoord zijn | zouden uitgemoord zijn |