uitgieren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitgieren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgieren | uit te gieren | ||||||||
toekomend | zullen uitgieren uit zullen gieren |
te zullen uitgieren uit te zullen gieren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgegierd | te hebben uitgegierd | ||||||||
toekomend | uitgegierd zullen hebben | uitgegierd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitgierend | uitgegierd | ev. gier uit |
mv. verouderd giert uit |
giere uit (bijzin) uitgiere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | gier uit | giert uit | giert uit | giert uit | giert uit | gieren uit | gieren uit | gieren uit | |||
verleden (o.v.t.) | gierde uit | gierde uit | gierde uit | gierde uit | gierde uit | gierden uit | gierden uit | gierden uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgieren | zult/zal uitgieren | zult/zal uitgieren | zult uitgieren | zal uitgieren | zullen uitgieren | zullen uitgieren | zullen uitgieren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgieren | zou uitgieren | zou(dt) uitgieren | zoudt uitgieren | zou uitgieren | zouden uitgieren | zouden uitgieren | zouden uitgieren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitgier | uitgiert | uitgiert | uitgiert | uitgiert | uitgieren | uitgieren | uitgieren | |||
verleden (o.v.t.) | uitgierde | uitgierde | uitgierde | uitgierde | uitgierde | uitgierden | uitgierden | uitgierden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgieren uit zal gieren |
zult/zal uitgieren uit zult/zal gieren |
zult/zal uitgieren uit zult/zal gieren |
zult uitgieren uit zult gieren |
zal uitgieren uit zal gieren |
zullen uitgieren uit zullen gieren |
zullen uitgieren uit zullen gieren |
zullen uitgieren uit zullen gieren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgieren uit zou gieren |
zou uitgieren uit zou gieren |
zou(dt) uitgieren uit zou(dt) gieren |
zoudt uitgieren uit zoudt gieren |
zou uitgieren uit zou gieren |
zouden uitgieren uit zouden gieren |
zouden uitgieren uit zouden gieren |
zouden uitgieren uit zouden gieren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgegierd | hebt uitgegierd | hebt/heeft uitgegierd | hebt uitgegierd | heeft uitgegierd | hebben uitgegierd | hebben uitgegierd | hebben uitgegierd | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgegierd | had uitgegierd | had uitgegierd | hadt uitgegierd | had uitgegierd | hadden uitgegierd | hadden uitgegierd | hadden uitgegierd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgegierd hebben | zal/zult uitgegierd hebben | zult/zal uitgegierd hebben | zult uitgegierd hebben | zal uitgegierd hebben | zullen uitgegierd hebben | zullen uitgegierd hebben | zullen uitgegierd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgegierd hebben | zou uitgegierd hebben | zou/zoudt uitgegierd hebben | zoudt uitgegierd hebben | zou uitgegierd hebben | zouden uitgegierd hebben | zouden uitgegierd hebben | zouden uitgegierd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgegierd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgegierd | er is uitgegierd | |||||||||
verleden | er werd uitgegierd | er was uitgegierd | |||||||||
toekomend | er zal uitgegierd worden | er zal uitgegierd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgegierd worden | er zou uitgegierd zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgegierd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgegierd worden | uitgegierd te worden | ||||||||
toekomend | uitgegierd zullen worden | uitgegierd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgegierd zijn | uitgegierd te zijn | ||||||||
toekomend | uitgegierd zullen zijn | uitgegierd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgegierd | wordt uitgegierd | wordt uitgegierd | wordt uitgegierd | wordt uitgegierd | worden uitgegierd | worden uitgegierd | worden uitgegierd | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgegierd | werd uitgegierd | werd uitgegierd | werdt uitgegierd | werd uitgegierd | werden uitgegierd | werden uitgegierd | werden uitgegierd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgegierd worden | zult uitgegierd worden | zult uitgegierd worden | zult uitgegierd worden | zal uitgegierd worden | zullen uitgegierd worden | zullen uitgegierd worden | zullen uitgegierd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgegierd worden | zou uitgegierd worden | zou/zoudt uitgegierd worden | zoudt uitgegierd worden | zou uitgegierd worden | zouden uitgegierd worden | zouden uitgegierd worden | zouden uitgegierd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgegierd | bent uitgegierd | bent/is uitgegierd | zijt uitgegierd | is uitgegierd | zijn uitgegierd | zijn uitgegierd | zijn uitgegierd | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgegierd | was uitgegierd | was uitgegierd | waart uitgegierd | was uitgegierd | waren uitgegierd | waren uitgegierd | waren uitgegierd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgegierd zijn | zult uitgegierd zijn | zult uitgegierd zijn | zult uitgegierd zijn | zal uitgegierd zijn | zullen uitgegierd zijn | zullen uitgegierd zijn | zullen uitgegierd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgegierd zijn | zou uitgegierd zijn | zou/zoudt uitgegierd zijn | zoudt uitgegierd zijn | zou uitgegierd zijn | zouden uitgegierd zijn | zouden uitgegierd zijn | zouden uitgegierd zijn |