uitgeteerd
- Geluid: uitgeteerd (hulp, bestand)
- uit·ge·teerd
- vervoeging van uitteren: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van uit bw en geteerd ww
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | uitgeteerd | uitgeteerder | uitgeteerdst |
verbogen | uitgeteerde | uitgeteerdere | uitgeteerdste |
partitief | uitgeteerds | uitgeteerders | - |
uitgeteerd
- door ziekte of gebrek heel erg vermagerd en verzwakt
- Hij stapt op en pakt een hoopje leven van de achterbank. Een uitgeteerd mensje dat zijn hoofd zelfs niet recht kan houden. Let’s go inside, baby, zegt hij en hij draagt zijn zoon naar binnen. Niet langer dan vier minuten duurt het verhaal, maar er is geen stukje tv dat dieper snijdt.[1]
- Na de operatie duurt het vaak minstens een jaar voor de eerste klachten opspelen. Van Ingen: ,,De patiënten krijgen koorts, verliezen gewicht, zweten veel, zijn enorm moe, verliezen hun conditie; het is een langzaam slopende ziekte die je kunt vergelijken met tuberculose. Als hij niet wordt behandeld, raak je langzaam uitgeteerd."[2]
1. door ziekte of gebrek heel erg vermagerd en verzwakt
vervoeging van: | uitteren… |
verbogen vorm: | uitgeteerde |
uitgeteerd
- voltooid deelwoord van uitteren
- Het woord uitgeteerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.