uitbrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitbrengen | uit te brengen | ||||||||
toekomend | zullen uitbrengen uit zullen brengen |
te zullen uitbrengen uit te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgebracht | te hebben uitgebracht | ||||||||
toekomend | uitgebracht zullen hebben | uitgebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitbrengend | uitgebracht | ev. breng uit |
mv. verouderd brengt uit |
brenge uit (bijzin) uitbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng uit | brengt uit | brengt uit | brengt uit | brengt uit | brengen uit | brengen uit | brengen uit | |||
verleden (o.v.t.) | bracht uit | bracht uit | bracht uit | bracht uit | bracht uit | brachten uit | brachten uit | brachten uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitbrengen | zult/zal uitbrengen | zult/zal uitbrengen | zult uitbrengen | zal uitbrengen | zullen uitbrengen | zullen uitbrengen | zullen uitbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitbrengen | zou uitbrengen | zou(dt) uitbrengen | zoudt uitbrengen | zou uitbrengen | zouden uitbrengen | zouden uitbrengen | zouden uitbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitbreng | uitbrengt | uitbrengt | uitbrengt | uitbrengt | uitbrengen | uitbrengen | uitbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | uitbracht | uitbracht | uitbracht | uitbracht | uitbracht | uitbrachten | uitbrachten | uitbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitbrengen uit zal brengen |
zult/zal uitbrengen uit zult/zal brengen |
zult/zal uitbrengen uit zult/zal brengen |
zult uitbrengen uit zult brengen |
zal uitbrengen uit zal brengen |
zullen uitbrengen uit zullen brengen |
zullen uitbrengen uit zullen brengen |
zullen uitbrengen uit zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitbrengen uit zou brengen |
zou uitbrengen uit zou brengen |
zou(dt) uitbrengen uit zou(dt) brengen |
zoudt uitbrengen uit zoudt brengen |
zou uitbrengen uit zou brengen |
zouden uitbrengen uit zouden brengen |
zouden uitbrengen uit zouden brengen |
zouden uitbrengen uit zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgebracht | hebt uitgebracht | hebt/heeft uitgebracht | hebt uitgebracht | heeft uitgebracht | hebben uitgebracht | hebben uitgebracht | hebben uitgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgebracht | had uitgebracht | had uitgebracht | hadt uitgebracht | had uitgebracht | hadden uitgebracht | hadden uitgebracht | hadden uitgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgebracht hebben | zal/zult uitgebracht hebben | zult/zal uitgebracht hebben | zult uitgebracht hebben | zal uitgebracht hebben | zullen uitgebracht hebben | zullen uitgebracht hebben | zullen uitgebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgebracht hebben | zou uitgebracht hebben | zou/zoudt uitgebracht hebben | zoudt uitgebracht hebben | zou uitgebracht hebben | zouden uitgebracht hebben | zouden uitgebracht hebben | zouden uitgebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgebracht | er is uitgebracht | |||||||||
verleden | er werd uitgebracht | er was uitgebracht | |||||||||
toekomend | er zal uitgebracht worden | er zal uitgebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgebracht worden | er zou uitgebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgebracht worden | uitgebracht te worden | ||||||||
toekomend | uitgebracht zullen worden | uitgebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgebracht zijn | uitgebracht te zijn | ||||||||
toekomend | uitgebracht zullen zijn | uitgebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgebracht | wordt uitgebracht | wordt uitgebracht | wordt uitgebracht | wordt uitgebracht | worden uitgebracht | worden uitgebracht | worden uitgebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgebracht | werd uitgebracht | werd uitgebracht | werdt uitgebracht | werd uitgebracht | werden uitgebracht | werden uitgebracht | werden uitgebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgebracht worden | zult uitgebracht worden | zult uitgebracht worden | zult uitgebracht worden | zal uitgebracht worden | zullen uitgebracht worden | zullen uitgebracht worden | zullen uitgebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgebracht worden | zou uitgebracht worden | zou/zoudt uitgebracht worden | zoudt uitgebracht worden | zou uitgebracht worden | zouden uitgebracht worden | zouden uitgebracht worden | zouden uitgebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgebracht | bent uitgebracht | bent/is uitgebracht | zijt uitgebracht | is uitgebracht | zijn uitgebracht | zijn uitgebracht | zijn uitgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgebracht | was uitgebracht | was uitgebracht | waart uitgebracht | was uitgebracht | waren uitgebracht | waren uitgebracht | waren uitgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgebracht zijn | zult uitgebracht zijn | zult uitgebracht zijn | zult uitgebracht zijn | zal uitgebracht zijn | zullen uitgebracht zijn | zullen uitgebracht zijn | zullen uitgebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgebracht zijn | zou uitgebracht zijn | zou/zoudt uitgebracht zijn | zoudt uitgebracht zijn | zou uitgebracht zijn | zouden uitgebracht zijn | zouden uitgebracht zijn | zouden uitgebracht zijn |