uitbakken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitbakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitbakken | uit te bakken | ||||||||
toekomend | zullen uitbakken uit zullen bakken |
te zullen uitbakken uit te zullen bakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgebakken | te hebben uitgebakken | ||||||||
toekomend | uitgebakken zullen hebben | uitgebakken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitbakkend | uitgebakken | ev. bak uit |
mv. verouderd bakt uit |
bakke uit (bijzin) uitbakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bak uit | bakt uit | bakt uit | bakt uit | bakt uit | bakken uit | bakken uit | bakken uit | |||
verleden (o.v.t.) | bakte uit | bakte uit | bakte uit | bakte uit | bakte uit | bakten uit | bakten uit | bakten uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitbakken | zult/zal uitbakken | zult/zal uitbakken | zult uitbakken | zal uitbakken | zullen uitbakken | zullen uitbakken | zullen uitbakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitbakken | zou uitbakken | zou(dt) uitbakken | zoudt uitbakken | zou uitbakken | zouden uitbakken | zouden uitbakken | zouden uitbakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitbak | uitbakt | uitbakt | uitbakt | uitbakt | uitbakken | uitbakken | uitbakken | |||
verleden (o.v.t.) | uitbakte | uitbakte | uitbakte | uitbakte | uitbakte | uitbakten | uitbakten | uitbakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitbakken uit zal bakken |
zult/zal uitbakken uit zult/zal bakken |
zult/zal uitbakken uit zult/zal bakken |
zult uitbakken uit zult bakken |
zal uitbakken uit zal bakken |
zullen uitbakken uit zullen bakken |
zullen uitbakken uit zullen bakken |
zullen uitbakken uit zullen bakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitbakken uit zou bakken |
zou uitbakken uit zou bakken |
zou(dt) uitbakken uit zou(dt) bakken |
zoudt uitbakken uit zoudt bakken |
zou uitbakken uit zou bakken |
zouden uitbakken uit zouden bakken |
zouden uitbakken uit zouden bakken |
zouden uitbakken uit zouden bakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgebakken | hebt uitgebakken | hebt/heeft uitgebakken | hebt uitgebakken | heeft uitgebakken | hebben uitgebakken | hebben uitgebakken | hebben uitgebakken | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgebakken | had uitgebakken | had uitgebakken | hadt uitgebakken | had uitgebakken | hadden uitgebakken | hadden uitgebakken | hadden uitgebakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgebakken hebben | zal/zult uitgebakken hebben | zult/zal uitgebakken hebben | zult uitgebakken hebben | zal uitgebakken hebben | zullen uitgebakken hebben | zullen uitgebakken hebben | zullen uitgebakken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgebakken hebben | zou uitgebakken hebben | zou/zoudt uitgebakken hebben | zoudt uitgebakken hebben | zou uitgebakken hebben | zouden uitgebakken hebben | zouden uitgebakken hebben | zouden uitgebakken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgebakken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgebakken | er is uitgebakken | |||||||||
verleden | er werd uitgebakken | er was uitgebakken | |||||||||
toekomend | er zal uitgebakken worden | er zal uitgebakken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgebakken worden | er zou uitgebakken zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgebakken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgebakken worden | uitgebakken te worden | ||||||||
toekomend | uitgebakken zullen worden | uitgebakken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgebakken zijn | uitgebakken te zijn | ||||||||
toekomend | uitgebakken zullen zijn | uitgebakken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgebakken | wordt uitgebakken | wordt uitgebakken | wordt uitgebakken | wordt uitgebakken | worden uitgebakken | worden uitgebakken | worden uitgebakken | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgebakken | werd uitgebakken | werd uitgebakken | werdt uitgebakken | werd uitgebakken | werden uitgebakken | werden uitgebakken | werden uitgebakken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgebakken worden | zult uitgebakken worden | zult uitgebakken worden | zult uitgebakken worden | zal uitgebakken worden | zullen uitgebakken worden | zullen uitgebakken worden | zullen uitgebakken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgebakken worden | zou uitgebakken worden | zou/zoudt uitgebakken worden | zoudt uitgebakken worden | zou uitgebakken worden | zouden uitgebakken worden | zouden uitgebakken worden | zouden uitgebakken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgebakken | bent uitgebakken | bent/is uitgebakken | zijt uitgebakken | is uitgebakken | zijn uitgebakken | zijn uitgebakken | zijn uitgebakken | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgebakken | was uitgebakken | was uitgebakken | waart uitgebakken | was uitgebakken | waren uitgebakken | waren uitgebakken | waren uitgebakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgebakken zijn | zult uitgebakken zijn | zult uitgebakken zijn | zult uitgebakken zijn | zal uitgebakken zijn | zullen uitgebakken zijn | zullen uitgebakken zijn | zullen uitgebakken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgebakken zijn | zou uitgebakken zijn | zou/zoudt uitgebakken zijn | zoudt uitgebakken zijn | zou uitgebakken zijn | zouden uitgebakken zijn | zouden uitgebakken zijn | zouden uitgebakken zijn |